vragen hoofdstuk 4

vraag 1: p.3: in het overzicht, staat de M in de redoxreacties en de complexvorming en de neerslagreactie altijd voor "Metaal"? Bij redox volgens mij wel maar bij die ander ben ik daar niet zeker van... Ik dacht, mss vind de van Vaeck da wel een mooie letter .
vraag 2: p.19 bij de polyprotische base moet je gaan testen of het water weg mag. Dit doen we door de vierkantswortel te nemen van Kb*c. In de cursus staat dat het om Kb1 gaat. Bij polyprotisch zuur moest je de kleinste Ka nemen van de 2 om het te testen. Waarom dan ook niet bij de polyprotische base de kleinste van de 2 nemen? Indien je de grootste neemt is de kans groter dat de waarde groter is dan 10^-6 en is de kans dus ook groter dat je onterecht het water weglaat... Daarom zou ik eerder kiezen voor Kb2 (indien deze kleiner is natuurlijk) maar in de cursus staat er expleciet Kb1...
vraag 3: p.23 De voorwaarde voor het gebruik van de praktische bufferformule is dat C(buffer)>1000 Ka én dat C(buffer)>1000Kb. De C(buffer) is dat bij de eerste C(HA) uit vgl 42 en bij de 2de dan C(A-) uit vgl 43 of is het in beide formules de som van beide concentraties?
vraag 4: p.30 staat er bij de legende van figuur 5.3 dat het linksonder om oxaalzuur gaat. De structuurformule die in de figuur staat is nochtans niet oxaalzuur volgens mij. Ik dacht dat oxaalzuur er zo uitzag: HOOC-COOH. Je zou denken dat dit een detail van een detail van een detail vraag is, maar ik heb gemerkt dat oxaalzuur toch wel één van zijn favorietjes is, en vermits we de structuren en namen moeten kennen lijkt me dat toch niet onbelangrijk...
vraag 5: p.31 staan al de vgln en moet je zelf eens proberen alfa(ML) te vinden. Dit is wat ik heb gevonden, en indien er nog iemand dat heeft of iets anders, laat het dan mr weten: alfa(ML) = (K_ML alfa₂ C_H2L) / (K_ML alfa₂ C_H2L+1+K_MHLalfa₁C_H2L)
vraag 6: p.32 de paradox van de neerslag: Ik vind het niet zo duidelijk hoe het er staat uigelegd. Daarom: dit is hoe ik het zou uitleggen en kolpt het? beta₄ = [PbI₄^2-] / [Pb²⁺] [I^-]⁴ = 3,0*10^-4 = cte
als [I^-] stijgt dan stijgt [PbI₄^2-] want de waarde 3,0*10^-4 is constant.
vlg 57: dit betekent dat het evenwicht naar rechts is verschoven. Dat wil zegge dat in het linkerlid de [Pb ²⁺ ] daalt.
in vgl 53 resulteert dit in het evenwicht dat naar rechts verschuift en dus dat de neerslag terug oplost.
vraag7: Vrij algemene vraag, maar ik begrijp niet zo goed wat die verdelingscurven nujuist voorstellen en hoe je ze moet tekenen als hij vraagt "teken de verdelingscurve van dit" en wat je eigenlijk bent met die verdelingscurve of wat je er kan uit afleiden/uithalen...